Ode aan de Jood – De rust die jij zo verdiende


Mijn opa.

Een bijzondere man.

Echt een bijzondere man.


Hij was rauw. Direct. Onverbloemd zichzelf.

Een man waar je niet omheen kon.

Je hield van hem, of je kon hem niet luchten—er was geen middenweg.

En hij? Die had daar schijt aan. Hij leefde zoals hij wilde. Altijd.



Maar voor mij was hij zoveel meer dan dat.

Voor mij was hij niet gewoon ‘opa’.

Hij was mijn veilige haven. Mijn constante. Mijn thuis.



Ik was altijd bij opa en oma. Maar het was altijd opa die me ophaalde.

Die me meenam.

En daar, bij hen, daar was ik.

Altijd.

Het voelde als mijn huis.

Mijn échte thuis.



Als kind keek ik tegen hem op.

Hij was sterk, groot, aanwezig—een man die alles leek te weten, alles leek te kunnen.

Maar ergens, diep vanbinnen, voelde ik toen al iets wat ik niet kon plaatsen.

Een soort stil verdriet, een zwaarte die hij met zich meedroeg.

Hij sprak het nooit uit.

Hij liet het nooit zien.

Maar ik voelde het.



En nu, nu ik alles heb aangekeken in mezelf, weet ik:

ik voelde toen al wat niemand benoemde.



De dag dat ik wegliep


Op 12 juni 2015 liep ik weg.

Niet omdat ik niet van hem hield—juist omdat ik dat wél deed.

Omdat ik hem niet zó wilde zien.



De man die ooit onbreekbaar leek, brak langzaam af.

Zijn lijf was op.

Zijn vuur doofde langzaam uit.



En ik kon het niet verdragen.

Ik kon niet aanzien hoe hij zichzelf dit had aangedaan.

Hoe iemand zo hard kon leven, en zichzelf daarbij stukje bij beetje kapot kon maken.



Dus ik deed wat ik toen kon: ik liep weg.



En op 13 juni 2015 was hij er niet meer.

En met hem, vertrok er een deel van mij.



Jarenlang heb ik mezelf dat moment kwalijk genomen.

Had ik maar…

Maar nu, na alles wat ik heb doorleefd, weet ik beter.

Ik liep niet weg van hém.

Ik liep weg van het gevoel dat ik toen nog niet kon dragen.



De man achter de muur


Opa was geen prater.

Maar hij was wél luid. En duidelijk.

Altijd aanwezig, in alles.

Als hij iets zei, dan kwam het binnen.

Hard, ongezouten, vaak pijnlijk eerlijk.

Maar altijd oprecht.



Mensen hadden altijd een mening over hem.

En hij wist dat.

Ze noemden hem ‘De Jood’.

Een scheldnaam, ooit.

Maar uiteindelijk werd het een bijnaam waar hij in ging staan.

Geloof me—iedereen kende hem.

En de meesten leerden hem nooit echt kennen.



Want niemand wist echt wat hij droeg.



Hij was een man met een gekwetste ziel.

Eentje die veel had meegemaakt, veel had ingeslikt, en daar zelf de prijs voor betaalde.

Maar hij liet het niemand zien.

Misschien kon hij het niet.

Misschien dacht hij dat niemand het aankon.



En nu, nu ik mijn eigen pad heb bewandeld, zie ik hoe zwaar het moet zijn geweest om zo te leven.

Altijd sterk lijken.

Altijd doorgaan.

Altijd alles zelf dragen.

Tot je lijf en ziel er klaar mee zijn.



Hij leeft voort in mij


Hij was een reiziger.

In zijn hart.

In zijn ziel.

Altijd op zoek.

Altijd onderweg.

Overal thuis, maar nergens écht.



En misschien… lijk ik wel meer op hem dan ik ooit heb beseft.

Altijd zoekend.

Altijd voelend dat er iets diepers is, maar het nooit helemaal kunnen pakken.

De onrust. De drang. De diepte.



Niet alleen dankzij hem ben ik mezelf gaan zien.

Maar het was wél zijn stuk dat ik aan moest kijken.

Zijn pijn liet mij voelen waar ik zelf nog wegliep.

Zijn stilte liet mij mijn eigen schreeuw horen.

Zijn weg werd uiteindelijk mijn richtingaanwijzer.



Mijn belofte aan jou


Ik weet nu waarom ik toen niet kon blijven.

Waarom ik vertrok.

Ik was er nog niet.

Maar nu wel.



En ik beloof je:

Ik blijf.

Ik loop niet meer weg.

Ik laat mensen toe.

Ik zie hen.

En ik zie mezelf.



Ik ga mijn werk afmaken.

Het werk dat niet alleen van jou was.

Maar van allemaal.

Voorouders, generaties, lijnen die achter mij liggen.



Ik weet nu wat mij te doen staat.

Wat me te wachten staat.

En het heeft alles te maken met de dingen waar nooit over gesproken werd.

Met het doorbreken van patronen die diepgeworteld zijn.

Met het dragen van familiekarma, en het teruggeven ervan.



Dit stuk is klaar.

Jij mag rusten.

En ik ga doen waarvoor ik hier ben.



Van ziel tot ziel:

je bent vrij.

En ik?

Ik ga leven. Écht leven.



Tot ziens, Joodje.

Van jouw kleine Joodje.


- Naomi